Ik herinner me de verwarring toen vrienden vol enthousiasme vertelden over glijden over een meer op een ‘spark’ (een soort slee). Als Belg leerde om ijs nooit ofte nimmer te vertrouwen, klonk het surrealistisch. Toen ik hierheen verhuisde, was mijn enige ervaring met ijs die paar keer dat ik ging schaatsen in “Antarctica” – een drukke overdekte ijsbaan waar het ruikt naar een mix van roze bubbelgum en stinkende huurschaatsen. Een soort van romantische plekvoor velen blijkbaar, inclusief tienerdrama’s en giechels, maar ik kon de charme niet zien door pijnlijke schaatsen, wiebelende pogingen om de trap op te klimmen om op het ijs te komen, en dan de angst om naar de binnenste cirkel te schuifelen. Zelfs toen ik me op mijn gemak begon te voelen, was ik er vrij zeker van dat die jongens die zo hun best deden om indruk te maken op sommige giechelende meisjes, mijn vingers er af zouden schaatsen als ik zou vallen.
Fast forward een paar kleurrijke jaren en ik heb het ijs practisch voor mezelf. Maar ook een plek waar ijs niet alleen een indoorattractie of achtergrond voor jeugdromantiek is, maar juist iets met zijn eigen regels, dagelijks wisselende looks en magische geluiden.
Het nieuwe jaar ging van start met een paar kraakverse winterdagen met temperaturen tot -17*C (hoewel we de voorgaande winters veel koudere dagen hadden) en we kregen een magisch laagje prachtige verse sneeuw. Met geluiden alsof er een walvis uit de ruimte in gevangen zat, vroren de meren stevig dicht en werden ze sterk genoeg om een auto of zelfs een klein vliegtuig te houden!
We maakten een paar wandelingen over die ongerepte meren (een fantastische ervaring op zich) maar hoorden dat iemand een ijspad op het grote meer had gemaakt (het meeer dat we tijdens Midsommar-avond overstaken per kayak).
NIeuwsgierig gingen we op stap omdat pad te vinden, niet eens heel zeker wat we konden verwachten of hoe het eruit zou zien. Online lazen we dat men al schaatsend van het ene dorp naar het andere kon- maar schaatsen hebben we niet en gewoon te voet was het een tikje te ver.
Toevallig hadden we net de spark op het meer aan onze tuin uitgetest. Ook daar had een buurman een pad gemaakt richting het bos, en we konden er ook gebruik van maken. Aanvankelijk voorzichtig, maar steeds enthousiaster tot we ons klaar voelden om het grote meer te gaan verkennen.
Toen ik de slee op het ijs duwde en begon te trappen om wat snelheid te krijgen, had ik even spijt van mijn keuze. De lucht was ijskoud en scherp en beet in mijn gezicht en borst, de lucht die ik inademde bevroor op mijn snood toen ik probeerde mijn gezicht te bedekken. Van binnen was ik aan het vloeken en discussiëren met mezelf – aan de buitenkant was ik gewoon aan het trappen en trappen, in een poging mijn ritme te vinden. Mogwai rende naast me en Lizzie was een en al zen, ogen op de horizon gericht en ongeloofelijke behoefte aan meer snelheid. Bij de bocht van het pad naar het hoofdspoor vond ik mijn flow en wist ik dat ik alles zou doen om het meer over te steken. Mijn bloed begon te stromen, als bij toverslag was de kou verdwenen. Mijn laarzen krasten over het ijs terwijl ik duwde en de slee maakte een uniek schrapend geluid waar ik van begon te houden.
Bevroren scheuren in het ijs onthulden de bewegingen van het oppervlak waarop we liepen als plooien in onze huid. Toen ik ongeveer halverwege de kerk was, passeerde ik het huisje waar ons Zweeds avontuur begon en even later enkele huizen van vrienden om vervolgens de kustlijn steeds dichterbij te zien komen. De ‘officiële’ start van de baan is een populaire zwemplek in de zomer en het is absoluut een unieke manier om op deze manier aan te komen. We hadden een kleine pauze in de zon (leuk dat deze slee ook een stoel is) voor de run terug. We waren fysiek totaal uitgeput maar voelden ons tegelijkertijd barstensvol energie (en ik sliep beter dan ooit).
Ik deed twee verschillende grote tochten en enkele kleine lunchtochten op het meer achter onze tuin. Een daarvan, zoals gedocumenteerd in de onderstaande afbeelding, is een toer die begint in het centrum van het dorp (in de buurt van de kerk). De andere begon aan onze kant van het meer (links buiten de foto) helemaal naar de kerk en terug.
Als je het graag zelf wilt proberen (ik kan het alleen maar aanraden), zijn er een aantal dingen waar je rekening mee moet houden.
Veiligheid:
– Controleer de kwaliteit van het ijs en de lokale aanbevelingen. Ik leer elke winter meer en meer over veilig ijs en patronen, maar ben ik geen expert, dus ik controleer de berichten van dorpelingen.
– Neem ijsprikken mee. Ik heb ze nog nooit gebruikt en hoop dat ze nooit te moeten testen, maar heb ze altijd bij.
– Pootjescontrole: Sneeuw en ijs kunnen van dag tot dag verschillen. Sneeuw is soms zacht en fluffy, soms als zand en soms scherp als glas. Ook ijs kan glad liggen als cement of ruw en scherp
– Laat anderen weten waar je bent.
– Pas je snelheid aan de hond(en) aan. Ik weet dat ik nooit zo snel zal kunnen gaan als dat Lizzie zou wensen, maar ik ken alle 3 mijn honden wel goed genoeg om een tempo te vinden dat werkt. Een soort matige draf is ideaal voor een langere afstand.
Comfort:
– Ik gebruik slip-on spikes voor mijn schoenen/sneeuwlaarzen om een betere grip op het ijs te hebben.
– Op het ijs geef ik mijn honden de vrijheid om te rennen waar ze willen. Ik zou het zelf misschien gemist hebben maar automatisch kozen ze ervoor om te rennen op de zijkanten waar een dun laagje sneeuw op het ijs ligt. Op langere tochten houd ik ze aangelijnd om snelheid en inspanning te beheersen.
– Neem wat eten en een extra laag kleding mee (meestal neem ik een extra puffervest en wat nootjes mee).
– Opruimen wat de honden achterlaten. (Ik hang de zakjes aan de zijkant van de slee en het is bevroren tegen de tijd dat ik aankom).