Week 9 van 2017 en Oona is nu ongeveer een maand bij ons. Ze is al niet meer zo makkelijk op te tillen- toch niet voor een langere tijd. Ik herinner me nog dat ik door Antwerpen wandelde en haar deels in mijn armen mee droeg. Onmogelijk nu zonder spaghetti-armen te krijgen die 2 meter lang worden.
Haar onzekerheden zijn al een heel stuk minder, of misschien lijkt dat maar zo omdat de prikkels hier een heel stuk beperkter zijn? Ze loopt alvast open en vrolijk mee op wandeling terwijl ze in het begin steeds terug naar de auto wilde lopen. Kaas in tubes doet het nog steeds! 🙂
De paarden van de buren zijn dan al minder een reden om snel weer binnen te sjeezen, vriendjes zijn het nog niet. Van achter het raam stoer blaffen ja, dat durft Oona wel eens.
Op wandeling speelt ze nu voluit met Mogwai. Ze rennen, ravotten en dartelen door de sneeuw. Eindelijk! Zoo blij!
Maar ook Ravasz houdt ze goed in de gaten. Waar hij gaat snuffelen moeten ook de anderen een kijkje gaan nemen. Die jachthondenneus, daar kan je op vertrouwen zo blijkt. (ik heb het nog niet uitgetest…)
Die neus echter, die godverdomse jachthondenneus kreeg deze week na vele jaren nog eens een wild idee.
De Kopó, die ging er vandoor, zijn neus achterna.
Hierzo nog een laatste foto voor hij plots linksaf sloeg met zowel Oona als Mogwai in zijn kielzog. En tegen dat wij daar waren keerden enkel de 2 dames terug. Gevloekt dat we hebben!
Terwijl Joeri de uitkijktoren in klom vloog en de longen uit zijn lijf brulde, hoopte ik op een slimme oplossing (er moet iemand het hood koel houden, nietwaar?) en vroeg Mogwai: “Mo’ke, waar is Ravasz? Zoekt Ravasz!” Maar Mo keek me niet-begrijpend aan en sprong op een boomstronk om te zitten poseren. *zucht*
Mijn beste (nagenoeg onbestaande) padvinders-skills dus bovengehaald om de hondenpootjes in de sneeuw te volgen. En ondertussen maar roepen. “Ravasz, komieeeeeeer!”, en ” Ravaaaaasz, koekje?” tot “godverdoemme Kopó komier!”
Plots hoorde ik geritsel, en een milliseconde dacht ik… wat als dat nu een everzwijn is? (want in dat stuk bos zitten er wel eens)… tot ik het geluid van zijn jas herkende die schuurde tegen de dennennaalden. Even later kwam er een lichtbeteuterd snoetje tevoorschijn. Alsof hij zojuist zijn laatste kans op het vangen van een everzwijn gesaboteerd zag door ons gebrul.
Den duts!